Gastblog van Karin Brugman
Karin Brugman is mede-auteur van de boeken: ‘Ik (k)en mijn Ikken. Ontdek andere kanten van jezelf met Voice Dialogue’ en ‘Coachen met Voice Dialogue. Handboek voor begeleiders.’
Zij werkt als opleider, trainer en (relatie)coach vanuit haar eigen bedrijf De Onderstroom Training & Coaching.
Zij is gespecialiseerd in het opleiden van coaches en trainers in het werken met Voice Dialogue.
Één van mijn beste vriendinnen is blij dat ze geen relatie heeft. Ze hoort vaak de verhalen van stellen over hun ruzies, de venijnige verwijten, het getouwtrek om geld of de kinderen. Ze ervaart het als een opluchting dat haar al die ellende bespaart blijft.
Zelf houd ik juist van mijn relatie en het gedoe erin. Maar, wat zij heeft met relaties heb ik met teams. Als ik al die toestanden hoor uit kantoortuinen of teamvergaderingen ben ik blij dat ik als zelfstandige werk. En dat terwijl ik van nature een mensenliefhebber ben.
Ergernissen binnen je team
Zo vertelde een cliënt met afschuw over haar collega die elke dag klokslag half vier een appel at. Gek werd ze ervan. Ze kon er niet meer tegen en besloot haar werkdagen om 7 uur te beginnen zodat ze op tijd weg kon. Of de woede over de collega die de bedrijfsauto heeft ingepikt. De collega die standaard te laat komt of altijd op zit te appen in een overleg. De collega die zichzelf voortdurend profileert en degene die nooit een mening heeft.
Áls een team samenwerken is een genoegen maar ín een team samenwerken vaak niet.
Zet een groep mensen langere tijd bij elkaar in een huis, op een onbewoond eiland, in een organisatie of een land en je krijgt gedonder. Leuk om naar te kijken op televisie. Minder als je er elke dag middenin zit. Hoe aardig mensen ook zijn, zodra ze in de dynamiek van een groep belanden is het alsof oeroude overlevingsmechanismen in werking worden gezet.
Verschillende kleuren, botsende persoonlijkheden?!
Het valt me sinds enige tijd op dat mensen hun problemen in teams in kleuren beschrijven. Omdat ik zelf niet meer in een team werk begreep ik aanvankelijk niet waar mijn cliënten het over hadden.
‘Ik ben zelf groen maar ik werk in een blauwe organisatie. Ik zit nu tegen een burn-out aan, omdat ik moet samenwerken met een nagenoeg rood team.’
‘Jullie vloeken bij elkaar’ zei ik aarzelend omdat ik wel begreep dat er iets in de kleuren niet goed matchte.
Ze legde me uit dat haar bedrijf een kleurentest had gedaan, nee niet voor je kleding, maar je persoonlijkheidstype.
‘Doordat je weet welke kleur iemand heeft en welke kleur je zelf hebt, kun je elkaar beter begrijpen en beter op elkaar afstemmen. Maar dat doen rode mensen niet en daarom heb ik daar dus veel moeite mee,’ concludeerde ze.
‘Is het niet racistisch om dat zo te zeggen?’ Ik vroeg het omdat ik weet hoe gevoelig het maatschappelijk ligt om mensen op hun kleur aan te spreken.
‘Nee, dat is alleen als je in zwart-wit termen spreekt. Je mag niet zeggen ik heb moeite met mensen die zwart zijn. Maar dat is ook geen kleur toch?
Het idee van een regenboogcultuur in teams klinkt mooi’ , verzuchtte ze, ‘maar in de praktijk werkt het niet. Ik ken geen teams waarin mensen met verschillende kleuren vreedzaam samenwerken. Jij wel?’
Ik dacht aan de toestanden in de teams waarin ik gewerkt had. Er zat altijd wel ergens iemand te huilen of zich op te winden. Er werd geschreeuwd in feedbacksessies die nooit volgens de regels verliepen. Ergernissen waren er volop. Was dat vreedzaam?
Maar ervaar juist de meerwaarde van diversiteit in je team
En toch, als ik nu iemand nodig heb voor een klus of een advies, dan bel ik één van mijn oude teamleden. Het is altijd goed en vertrouwd ze te zien of te spreken. Zelfs als er jaren tussen hebben gezeten.
‘Nee’ zei ik. ‘Maar vreemd-zaam samenwerken, dat kan wel!’
Ze keek me glazig aan.
‘Ja. Samenwerken met mensen die je vreemd vindt en die onnavolgbaar gedrag vertonen. Die je niet begrijpt, waar je je aan stoort en waarmee je toch kunt samenwerken als team’.
Ze knikte. ‘Ik werk wel met vreemde mensen samen ja. Dat kan ik omdat ik groen ben’.
‘Precies’ zei ik. ‘Dat kan jij.’
Ik dacht aan het ontredderde gezicht waarmee de vrouw van de appel etende collega een keer bij me was binnen gestormd. Haar collega was tijdens een beroving op straat ernstig gewond geraakt en lag op de intensive care. Ze had hem een kaartje gestuurd met een appel erop. En hoe ze elke dag om half vier aan hem dacht.