Dit is een gastblog van Karin Brugman.
Soms moeten we achteromkijken om te zien dat we vooruit zijn gekomen. Om te ontdekken dat we niet immuun zijn voor verandering, ook als het om discriminatie gaat.
Goede Tijden, Slechte Tijden was net afgelopen. We schonken rode wijn bij en vulden de bak op het tafeltje voor ons aan met paprikachips. We hadden ons met zijn drieën op de bank in de gemeenschappelijke ruimte geïnstalleerd. Nu volgde ‘Onderweg Naar Morgen’. Als cliffhanger zagen we hoe hoofdrolspeelster Renée Couwenberg een andere vrouw innig kuste.
‘Gatverdamme’, zei Floor, mijn huisgenoot. ‘Je zal als actrice maar met een vrouw moeten zoenen. Het lijkt me zo… gatver!’
Nee, zei ze dat nu expres? Om mij te kwetsen? Waarom in hemelsnaam?!
‘Nouja, Floor’, reageerde ik, ‘doe even gewoon, dat meen je toch niet!’
Mijn andere huisgenoot stond op en verzamelde de glazen.
‘Jawel, het lijkt me echt goor!’ Floor beende weg, de trap op naar haar kamer. Ik geloofde mijn oren niet.
Ik voelde pijn. Niet eens om wat ze zei, maar vooral om hoe ze dat deed, zo vol afkeer. En pijn ook omdat zij het zei. Zij. We deelden al jaren ons dagelijks lief en leed. We waren de avond ervoor nog samen doorgezakt in café De Leugen.
Er was vast iets, ze zat waarschijnlijk ergens mee in haar maag. Was het misschien die-tijd-van-de-maand? Of illustreerde dit voorval hoe ze werkelijk dacht over mijn soort liefde en daarmee over mij? Was nu haar ware aard naar boven gekomen?
Wie tot een minderheidsgroep behoort, beseft instinctief dat veiligheid nooit gegarandeerd is. Het tij kan plotseling keren. Als iemand even niet lekker in zijn vel zit. Of als de hele samenleving even niet zo lekker in zijn vel zit. Dan kan je zomaar doelwit worden. Want iets wat zich onderscheidt door religie, kleur of wat opvalt omdat het op een of andere wijze afwijkt van het gemiddelde is nu eenmaal makkelijk te traceren en te raken.
Minderheidsstress.
Wij kennen geen kastensysteem. Toch is er sprake van een oeroude, universele hiërarchie over wie beter is en wie minder. Iedereen weet ervan. Deze kennis zit in de zuurstof die we inademen en is tot diep in de uithoeken onze geest binnengedrongen. Het is deel van ons overlevingsprogramma, het zit in onze natuur verankert. We weten precies waarin mensen op zo’n manier afwijken dat hun waarde afneemt. En wie het betreft weet dat eveneens heel goed.
Het is als een virus, pandemisch. Zonder dat wij het beseffen dragen we het bij ons en geven we het door.
Er is geen vaccin.
Of je het leuk vindt of niet, dit virus bestaat en waart rond. We kunnen doen alsof we er persoonlijk niet mee besmet zijn. Dat maakt het alleen maar gevaarlijker.
Deze werkelijkheid is er. Ik ben voor inclusie ervan. Erken dat je naast je collega in de gaypride loopt, maar vurig wenst dat je zoon nooit ‘zo’ wordt. Dat je als man voor gelijke behandeling van vrouwen bent maar er liever zelf geen leiding van krijgt. Dat je hoopt dat je dochter niet met een Marokkaan thuiskomt. Of met een Nederlander, als je Marokkaan bent.
We discrimineren elkaar allemaal.
Stop met elkaar verwijten dat we met zulk gedrag besmet zijn geraakt.
We kunnen er niet zoveel aan doen.
We kunnen wel meewerken aan een vaccin.
Een tegengif dat bestaat uit vertrouwen, dat we allemaal lerende wezens zijn. Dat onze persoonlijkheid niet statisch is, maar in beweging. We zijn een proces. We veranderen.
We leren. Beter omgaan met de aarde. Beter omgaan met onszelf. Beter omgaan met anderen,
met wat onbekend is. Kijk maar achterom. We groeien. Langzaam.
Yaro, mijn Antilliaanse cliënt heeft zich als jongen met een donkere huidskleur, altijd gediscrimineerd en buitengesloten gevoeld. Inmiddels is hij midden veertig, succesvol advocaat en scheurt hij rond in zijn Porsche.
Volgens hem zijn er in het leven slechts twee opties: het is kleineren of gekleineerd worden.
En dat laatste wil hij niet.
Daarmee is echter het gevoel van uitsluiting niet verdwenen. Yaro voelt zich nog altijd een buitenstaander. Nu, omdat hij merkt dat mensen het verdacht vinden dat hij in zo’n dure auto rijdt.
Het is discrimineren of gediscrimineerd worden.
Niemand wil gediscrimineerd worden. Dat doet pijn. De meeste mensen willen niet discrimineren. Of daarop betrapt worden.
De meeste mensen willen best leren. Leren wordt alleen minder leuk als je voortdurend hoort wat je verkeerd doet en lage cijfers krijgt.
Bij leren hoort fouten mogen maken. Bij leren hoort feedback, conflict, vallen en opstaan.
En ook: elkaar weer overeind helpen.
Laten we onszelf en elkaar benaderen als mensen die bereid zijn van elkaar te leren en te groeien.
Dan blijkt misschien op een zekere dag dat, terwijl we
onderweg waren naar morgen,
dat de drang om elkaar af te branden is getransformeerd in de wens om elkaar te verwarmen.
De titel is afgeleid van een uitspraak uit George Orwells ‘Animal Farm’.
‘All animals are equal but some animals are more equal than others.’