En hoe kunnen we wel het goede doen?
Vanuit verschillende velden, onder andere de neurowetenschap, zijn veel mensen op zoek naar manieren, invalshoeken en methodes om verbinding te creëren en oorlog en haat in de wereld te overwinnen. Maar hoe ontstaan haat, oorlog en conflict? Is dat omdat er slechte mensen bestaan? Wat is ‘goed’ en wat is ‘slecht’? Of heeft het niets met individueel handelen te maken en moeten we de oorzaak zoeken in de omstandigheden, dynamieken, machten en krachten die op elkaar inspelen? Dit zijn natuurlijk grote vragen die niet in een blog te beantwoorden zijn. Ik doe daarom een poging om een begin van een antwoord hierop te vinden. Voor mijn zoektocht ga ik ten rade bij Hannah Arendt.
Is een goede intentie voldoende om een goed mens te zijn?
Hannah Arendt volgt in haar werk ‘Verantwoordelijkheid en oordeel’ voor en groot deel de omschrijving van de filosoof Immanuel Kant over goed en kwaad. Kant stelt hoge eisen aan goed doen en onbaatzuchtigheid. Je kunt in het belang van anderen en jezelf handelen maar je kunt ook een handeling doen uit eigenbelang. Dan is de handeling niet meer goed volgens Kant. De goedheid zit dus niet in de handeling zelf maar in de goede intentie van diegene die de handeling doet. Kant zegt: het enige onvoorwaardelijk goede aan de mens is zijn goede wil. Ook zegt hij: “De mens heeft met zijn eigenliefde en eigenbelang een diepgewortelde aangeboren hang naar het kwaad”. Kant stelt ook dat het onderliggende handelingsprincipe (bijvoorbeeld dat je vindt dat je nooit mag liegen) de waarde van de handeling bepaalt. Hij toetst de goedheid van een handeling in de ‘Grondlegging voor de metafysica van de zeden’. Deze toets dien je zelf te doen als mens aan de hand van een leidraad van het zedelijk bewustzijn. Eén van de richtsnoeren die Kant hierbij geeft is: ‘handel alleen volgens het onderliggende handelingsprincipe waarvan je zeker weet dat zij door iedereen consistent kan worden gevolgd’.
En dan nu de toets: stel je vraagt je af of of liegen altijd verkeerd is en of het samen kan gaan met een ethische wereld. Je stelt je de vraag: ‘als ik lieg, zou de wereld dan een consistente morele wereld zijn?’, en je legt deze langs de richtlijn ‘handel alleen volgens het onderliggende handelingsprincipe waarvan je zeker weet dat zij door iedereen consistent kan worden gevolgd’ dan is het antwoord dus ‘nee’. Want niemand zou elkaar nog vertrouwen, dus je leeft dan niet meer in een consistente morele wereld. Daarom is de regel ‘liegen’ niet in overeenstemming met de leidraad.
Terug naar Hannah Arendt. Zij volgde Kants gedachtegang voor een groot deel maar ze had ook kritiek. Zij stelde dat de zwakte in de redenering van Kant is dat de bedoeling van iemand anders inschatten erg lastig is. Zij ziet meer in het inschatten van de consequenties van een daad. Volgens Arendt kun je op deze manier beter beoordelen of iets goed of slecht is. We moeten volgens haar ook nadenken wie we betrekken bij het denken hierover. Ook moeten we nagaan voor wie de handeling goed of fout is. Volgens Arendt moeten we nadenken over morele problemen en dat vereist rationaliteit. Dus meer beargumenteren wat haar betreft, en minder voelen en intenties toetsen.
Mensen kiezen niet altijd voor goed of kwaad
Verder stelt zij dat het tegengif tegen het kwaad niet zozeer goedheid is, want mensen die kwaad doen hebben meestal het idee dat ze goed bezig zijn. Zelf raakte de indrukwekkende film ‘Nebel Im August’ over dit thema mij. Het gaat over een kinderkamp waar moeilijk opvoedbare- psychiatrische-, en kinderen met een mentale of fysieke beperking naartoe gestuurd worden, ten tijde van de tweede wereldoorlog. De film volgt het perspectief van Ernst, een Jenische opstandige jongen die in het kamp terechtkomt omdat hij lastig wordt gevonden, hij is bepaald niet volgzaam. Langzaamaan komt Ernst erachter dat er experimenten worden gedaan op de kinderen in dit kamp en dat ze tot slot worden vermoord. De dokters en verpleegsters denken werkelijk dat ze iets goeds doen!
De scène waarin dit het meest schrijnend naar voren komt is de episode waarin de dokter speelt met een jongetje dat een lichamelijke beperking heeft. Hij zwaait hem in het rond, hoog de lucht in, kennelijk een terugkerend spel tussen de dokter en het jongetje. Beiden genieten van het spel en de dokter lijkt ook genegenheid te voelen voor het jongetje. Daarna krijgt ook dit kind het dodelijke frambozendrankje toegediend. Arendt’s stelling is dat het kwaad groeit wanneer mensen ophouden met nadenken en zonder reflectie kiezen tussen slecht en goed, tussen actief meedoen of zich verzetten.
De naakte waarheid, en ik vind het zelf een confronterende conclusie, is dat slechte handelingen vooral uitgevoerd worden door mensen die niet besloten hebben om goed of kwaad te doen, maar door mensen die geen kant gekozen hebben. Mensen, zo stelt Arendt, worden niet alleen bepaald doordat er sprake is van verleiding. Al het verbodene is immers aantrekkelijk. Maar, zo stelt ze, er is meer aan de hand. In het Duitse Rijk was het kwaad de normale manier van doen en zelfs opgelegd. Mensen hebben volgens haar de neiging om de weg van de minste weerstand te kiezen en om de stem van hun geweten weg te drukken. Zich te conformeren aan wat iedereen doet en wat als normaal wordt beschouwd.
Gebrek aan reflectie is het grootste gevaar
Hannah Arendt werd gevraagd verslag te doen van het proces tegen de oorlogsmisdadiger Eichmann in Jeruzalem en kwam onder andere door de reacties van Eichmann op de vragen die hem gesteld werden tot haar conclusies. Na haar publicatie van Eichmann in Jerusalem barst de kritiek op Arendt los: men beschuldigt haar van het niet hebben van verantwoordelijkheids gevoel, harteloosheid en onverschilligheid. Haar publicatie wordt niet begrepen, vooral door de Joodse intellectuelen, zij zien Eichmann als een monster.
Hannah heeft altijd duidelijk geprobeerd te maken dat Eichmann natuurlijk eigen verantwoordelijk moest nemen voor zijn daden, en dat er altijd iemand is die voorop loopt als het om kwaadschikse handelingen gaat, iemand die het kwaad initieert en de ideologieën bedenkt en verspreid. Maar ze bleef bij haar punt dat het grootste gevaar van het kwaad zit in mensen die niet nadenken en zich niet verantwoordelijk gedragen. Zij stelt dat de mens zijn morele waarde creëert door wel of niet te handelen. Diegenen die geen verantwoordelijkheid nemen zijn zij die ervoor zorgen dat ze als zwijgende massa kritiekloos volgen en de kopstukken daarmee steunen. Dit benadrukt steeds weer de noodzaak om de competentie verantwoordelijkheid te blijven ontwikkelen.
Wat vind jij? Is de intentie van een daad belangrijker of de consequentie van een daad? Moet je altijd richtlijnen volgen of mag je die ook loslaten als de realiteit dat vraagt? Welke richtlijnen hanteer jij? Hoe voer jij gesprekken binnen jouw organisatie, bijvoorbeeld over integer handelen? Kies je wel eens de weg van de minste weerstand? Of kaart jij zaken aan die om bezinning vragen? En wat was het effect van wat je deed? Het zou geweldig zijn als je je ervaringen hieronder wilt delen, zodat iedereen ervan kan leren.